woensdag 10 maart 2010

Lief en leed aan de overkant

In 1992 kreeg ik van de woningbouw een brief. Ik kon een woning uitzoeken. Nieuwbouw en nog net niet klaar. Eindelijk! Ik stond al een tijdje ingeschreven en was er klaar voor.
Er waren zelfs speciale dagen voor gesprekken en ze hadden plattegronden opgehangen enz. We mochten 3 woningen kiezen, 1e, 2e en 3e keus. Geweldig. Het werd uiteindelijk mijn 1e keuze.

Toen ik daar met al die mensen zat werden er allerlei vragen gesteld, oa over de 'familie Flodder'.
Er schijnt een lastige familie in de straat te wonen.

In juli 1992 kreeg ik de sleutel en ben 2 dagen later meteen gaan verhuizen.
En ik woonde recht tegenover de 'familie Flodder.

Tegenover mij woonde een grote familie in 2 huizen boven elkaar. Een Columbiaan met 4 vrouwen en 11 kinderen. Twee kinderen had hij zelfs bij zijn eigen dochter gemaakt.
Dat het huis opviel was geen ontkomen aan, het was wit geverfd met een Columbiaanse vlag erop en iets in het Spaans geschreven.

Buurman had de leeftijd van mijn ouders en zijn oudste kinderen, 1 meisje en 2 jongens, mijn leeftijd.
Het viel me vooral op dat er mooie en dure auto's in de straat stonden, een Rolls Royce, Bentley, oude Amerikanen enz. Allemaal van de overbuurman.
Buurman was nl heler en dealer.
En een slimme.
Buurman had nl de wet geleerd. Ze konden hem niet pakken.
Hij bezat de halve straat, hij verhuurde kamers. Het geld kwam dus wel binnen, waar het bleef was duidelijk.

Zijn leven bestond vooral uit bier en drank.
In de zomer nam hij zijn plekje in de schaduw: mijn voordeur. Het kabelkastje van de TV zijn tafel. Als die vol stond werd het op de grond gezet. En de volgende ochtend lag het er nog.

Op zich had ik geen last van de buurman. Als hij dronken was schreeuwde hij en de politie kwam wat vaker door de straat, eigenlijk dus nog gezellig ook.

Die lege flessen voor de deur vond ik minder. Zodoende dat ik besloot hem te vragen ze de volgende keer mee naar binnen te nemen. Dat pakte iets anders uit; hij werd boos. Schreeuwde wat vieze woorden, haalde zijn gereedschap uit zijn broek en zei: 'die zou je wel willen hebben hè?'
Ik keek ernaar en begon te lachen en zei: 'jee is dat alles?'
Nou, dat ging vlug weer terug achter de rits en hij ging terug op zijn stoel en dronk verder.
Kwam ook toevallig zijn oudste zoon erbij staan, bemoeide zich ermee, ik zei niks, liet hem uitrazen. Toen die klaar was zei ik nog niks maar hij zei: 'denk je dat ik gek ben?'
Toen zei ik nonchalant: 'ja'.
Verder niks en ik ging naar binnen.
Buurman kwam nooit binnen, hij wist dat hij dan last van de politie zou krijgen. Slaan ook niet, alleen schelden, maar ook alleen als ie dronken was, wat ie meestal was.
Meestal had hij ruzie met zijn jongste zoon. Die woonde nog thuis. En dronk net zoveel.

De oudste zoon had een vriendin, zij reed in de Rolls Royce en zij was mijn klasgenoot van de analistenschool.
Toen we nog op school zaten was ze het voorbeeld van tuttig, dik donker haar met een mega grote jaren 80 bril en ze was onhandig.
Dat was ze nu niet meer, lang geblondeerd haar, super slank en mooi gekleed, meer uitgaanskleding dan doordeweeksekleding en geen bril.
En die Rolls kon ze niet parkeren.

Die relatie duurde niet lang, op een dag zag ik haar met een andere, Nederlandse, jongen. Ik zei hoi en ging naar huis.
Tot er aangebeld werd. De vriend van mijn klasgenote. Ze had haar naam veranderd, wat ik niet wist en hij wist haar echte naam niet.

Het feest in de straat duurde voort, het was gezellig en totaal geen last van de familie 'Flodder'.
Op een dag, in de zomer, ik had mijn raam open en hoorde alles, hoorde ik toch wel erg veel autodeuren dichtslaan, zo achterelkaar. Ik stak mijn hoofd uit het raam en van voor tot achter in de straat politie, arrestatieteam enz. Ze gingen bij de buurman naar binnen. Ik wist dat hij zijn roes aan het uitslapen was maar de politie niet. Zaklampen zag ik door het huis gaan.
Vraag me toch of waarom ze niet gewoon het licht aan deden.
Daar vonden ze hem, slapend.
Er was niets aan de hand. Er was bij de politie een melding binnengekomen dat er een klein kind van het balkon is gegooid, wat nooit is bewezen, en buurman moest het hebben gedaan.
Bij de buurman was niets gebeurd en buurman doet zoiets ook niet.
Er lag ook geen kind in de tuin of op het balkon.
Overigens woonde hij al een tijdje alleen of met zijn jongste zoon, de rest was hem zat en was verhuisd. Dus ook geen kleine kinderen in huis.

Drie huizen naast mij woonde een psychopaat. Op een dag kwam ik thuis en kon mijn huis niet in, de straat was afgezet en vol politie. De psychopaat gooide zijn huisraad naar buiten.
Ik fietste om en zette mijn fiets binnen en ging toch de ramptoerist uithangen, op mijn balkon.
Ik keek naar het tafereel en de overbuurman ook. Die wakkerde het nog aan: 'gooi er maar uit, gooien maar', riep hij, en begon te lachen. De psychopaat werd gekker en gooide steeds meer naar buiten. De auto's die er onder geparkeerd stonden overleefden het niet, patiotegels vlogen door de voorruiten.
Uiteindelijk heeft de ME hem horizontaal afgevoerd. Hij mocht er ook nooit meer wonen.

Ik heb nog een bekende buurman gehad, meneer Janmaat van de CP, hij woonde een paar huizen verder. Als we elkaar tegenkwamen zei hij altijd goede dag en hij was de enige die zijn hondje in de goot liet poepen.
Zijn ramen waren wel gebarricadeerd, ijzeren luiken.
Nu hij er niet meer is, is het huis opgeknapt en de luiken zijn verwijderd.

Het is nu stil in de straat, de overbuurman heb ik al een tijdje niet gezien, ik heb ooit aan zijn (klein)kind gevraagd waar hij is: 'weet ik niet', zei hij.

Maar het witte huis is nog steeds wit, maar zonder Spaanse tekst.