zaterdag 13 maart 2010

Zondag's kind (deel 2)

Ezéchiel ging af en toe naar school. Meestal hing hij ergens buiten, daar leerde hij meer.
Lezen en schrijven kon hij heel goed. Ondanks zijn lichamelijke misvorming was zijn geest gezond.
Hij hoeft maar even te kijken en slaat dan alles op in zijn hoofd.
Als Ezéchiel elke dag op school zou zijn zou hij zich vervelen. Buiten kan hij veel meer leren.

Hij had één voordeel, de geest van zijn overleden broer zit in zijn hoofd.
Zoals zijn vader zegt: 'je hebt de geest van je broer overgenomen'.
Ezéchiel heeft zijn broer nooit gezien maar hij weet dat hij er altijd is.

Zondag
Vandaag is er geen school en Ezéchiel gaat net als zijn vader niet naar de kerk. Hij noemt het 'hel en verdoemenis'.
Als vader naar het café gaat, gaat Ezéchiel meestal na de kerkdienst naar de kerk.
Toen, een aantal jaar geleden was Ezéchiel ergens achter gekomen. Als de pastoor klaar was in de kerk bleef hij nog even en kwam er een paar minuten later een dame van plezier langs.
Ezéchiel verstopte zich achter een muur en zag meneer pastoor en de dame zich uitkleden.
Ezéchiel deed zijn broek omlaag en deed mee.
Hij maakte iets teveel geluid en meneer pastoor en de dame hoorden hem en gingen opzoek en vonden Ezéchiel achter een muur, hij deed de knopen van zijn broek net dicht.
'Voor een stuiver zal ik niks zeggen', zei hij.
Meneer pastoor gaf hem een stuiver en Ezéchiel ging lachend naar huis.
Dit ritueel herhaalde zich elke zondag na de kerkdienst. Om zijn mond te houden kreeg Ezéchiel elke zondag zijn 'zwijg stuiver'.
Vandaag was hij dus weer op weg naar de kerk.

-wordt vervolgd-

Zondag's kind

Lente 1722.
Zondagochtend.
Ze voelde de barensweeën. Vlug pakte ze de fles graanjenever en schonk zich wat in. Om de pijn te verminderen.
Ze begon deze ochtend als alle andere: met een glas jenever.
Ze lag op het strobed te wachten tot het kind zich zal aanmelden. De weeën werden heftiger en ze schonk zich nog een glas in.
De dokter kwam er al aan. Hij nam plaats naast het strobed, haar man bleef in de keuken. Met de deur dicht.
Het kind kondigde zich aan. Geen tijd voor nog een jenever maar persen.
Daar kwam het; het zag er anders uit dan anders, ziet de dokter. Als het kind eruit is schrikt hij. Het is niet in orde. Het is misvormd. Er komt nog wat achteraan. Het tweede kind. Wist iemand van een tweede kind? Nee.
Het tweede kind ging net zo moeilijk. Na flink persen kwam het er uit. Het ademt niet en is lijkbleek. Het overleed meteen. Moeder neemt er nog een jenever op, om de ellende te verwerken.
Eén mislukt kind en één dode.

De dokter vertrekt en de man komt uit de keuken. Hij staart naar de vrouw en de 2 nieuwe borelingen. Hij loopt naar de voordeur en gooit de deur open, loopt naar buiten en smijt de deur dicht en loopt naar het café. 'Zondags kinderen zijn nooit goed', zei hij.
De dokter neemt het levenloze kind mee. Niemand weet waar de dokter de dode kinderen heen brengt en niemand wil het weten.

De moeder laat het aan het voeteinde liggen, neemt een glas jenever en valt in slaap.
Als de man des huizes thuis komt hoort hij baby-gegil. Hij ziet het kind aan het voeteinde van het bed en het gilt. Hij pakt het op en maakt de vrouw wakker en zet het aan de borst waarop het kind onmiddelijk begint te zuigen.

Lente 1736.
Ezéchiel is 14.
Hij heeft een bochel, loopt mank, is aan één oog blind en hoort slecht. Hij woont met zijn vader in hetzelfde huis als waar hij 14 jaar geleden is geboren. Zijn moeder is 13 jaar geleden overleden. Aan de graanjenever.
Zij kon het niet verwerken dat haar kind een gedrocht is. Ze zoop zich dood. De begrafenis was somber, alleen zijn vader met Ezéchiel op de arm. Ezéchiel kreeg zijn naam van zijn vader, pas na het overlijden van zijn moeder. 'Ik geef dat gedrocht geen naam', zei moeder.
In het jaar van zijn geboorte tot de moeder overleed heeft ze hem gedrocht genoemd. Toen zijn vader na de begrafenis weg liep naar huis zei hij: 'ik noem je Ezéchiel, de kracht van God, omdat je op zondag, de dag van god, bent geboren.

-wordt vervolgd-